Recht op reparatie: vanaf 2026 moet elk product langer meegaan

Recht op reparatie: vanaf 2026 moet elk product langer meegaan
Recht op reparatie: vanaf 2026 moet elk product langer meegaan

Vanaf 2026 krijgen consumenten en bedrijven in Europa meer mogelijkheden om producten te laten repareren. De Right to Repair-richtlijn verplicht producenten om reserveonderdelen, reparatie-informatie en service beschikbaar te stellen. Het doel is om producten langer in gebruik te houden in plaats van ze vroegtijdig te vervangen.

Concreet betekent dit dat een kapotte wasmachine, laptop of bureaustoel minder snel naar de afvalberg hoeft. Fabrikanten moeten zorgen dat onderdelen leverbaar zijn en dat reparatie betaalbaar en toegankelijk blijft.

 

 

Waarom is dit belangrijk?

Hoewel er de afgelopen jaren al veel goede initiatieven zijn genomen om afval te verminderen en producten beter te hergebruiken, is er nog veel winst te behalen. Momenteel sneuvelen veel producten al na een klein defect, omdat onderdelen niet goed te krijgen zijn of een reparatie te duur is. Daardoor belanden jaarlijks enorme hoeveelheden apparaten, meubels en andere goederen op de afvalberg.

Veel bedrijven produceren producten op zo’n manier dat ze minder lang mee gaan en niet goed te repareren zijn, zodat er over een paar jaar weer een nieuwe aangeschaft moet worden. Hiermee zorgen ze voor een continue stroom aan nieuwe verkopen. Met het recht op reparatie wil de EU dit patroon doorbreken. Het is een directe manier om de levensduur van producten te verlengen, grondstoffen te besparen en de CO₂-uitstoot te verlagen. 

Wat betekent dit voor bedrijven en inkopers?

Voor bedrijven gaat er veel veranderen. Producten worden straks niet alleen beoordeeld op aanschafprijs of kwaliteit, maar ook op de mate van repareerbaarheid. Bij aanbestedingen en contracten wordt het aantrekkelijk om eisen op te nemen over de beschikbaarheid van onderdelen en service.

Een organisatie die circulair wil werken, kan bijvoorbeeld vragen dat meubilair of elektronica minstens tien jaar te repareren is. Daarmee wordt niet alleen geld bespaard, maar ook de milieu-impact aanzienlijk verminderd.

Daarnaast krijgen producten binnenkort een productpaspoort, waardoor iedereen kan zien welke materialen er gebruikt zijn en waar deze vandaan komen. Zo kan er goed bepaald worden of een product voldoet aan de gestelde eisen en de te behalen doelstellingen.  

KeyPro als voorbeeld in de markt

Voor KeyPro, verhuurder van meubilair, is reparatie al jaren een vanzelfsprekend onderdeel van hun bedrijfsvoering. Ze verhuren meubilair aan particulieren en bedrijven om tijdelijk ruimtes in te richten. Wanneer een tafel beschadigd is of een stoel mankementen vertoont, wordt het product gerepareerd en opnieuw ingezet. Pas als een meubel écht niet meer bruikbaar is, gaan de onderdelen naar hergebruik of recycling. Naast normale meubels verhuren ze ook circulair kantoormeubilair

Dit sluit goed aan bij de nieuwe richtlijnen en toont als een voorbeeld voor vele andere bedrijven. Waar veel bedrijven nog stappen moeten zetten om reparatie te organiseren, laat KeyPro zien dat het een werkbaar model kan zijn dat waarde toevoegt. Ook geeft het bedrijven de kans om concurrentievoordeel te verkrijgen over bedrijven die reparatie en circulariteit nog niet goed hebben geïntegreerd. 

Meetbaar

Met het recht op reparatie wordt circulair inkopen concreet en beter meetbaar. Bedrijven en organisaties kunnen straks controleren of leveranciers voldoen aan de regels en daar contractueel afspraken over maken. Bedrijven die nu al inzetten op repareerbaarheid hebben hierin een voorsprong. 

Ze laten zien dat hun producten niet alleen duurzaam zijn op papier, maar ook in de praktijk langer meegaan. Aangezien consumenten steeds bewuster worden kan deze voorsprong voor bedrijven een goede zet zijn in hun strategie.

 

reacties op dit blog (0)

* = verplicht (e-mailadres wordt niet gepubliceerd)